Binnenlandse spaartegoeden
Maar hiermee is de kous niet af. De vraag is ook op welke manier de overheidsschuld wordt gefinancierd. In dat verband is het relevant om een onderscheid te maken tussen de schulden in handen van de binnen- en buitenlandse crediteurs. In het eerste geval kan worden gesteld dat er belangrijke verdelingseffecten optreden, bijvoorbeeld van belastingbetalers naar interestgenieters of van toekomstige generaties naar de huidige generatie.
Binnenlandse spaartegoeden vormen een heel belangrijke stabiliserende factor in de financiering van de overheidsschuld. Dat kan rechtstreeks gebeuren als residenten een Belgische staatsbon kopen bijvoorbeeld, of onrechtstreeks gekanaliseerd via het bancaire mechanisme. In een extremere vorm van financiële regelgeving kan er zelfs sprake zijn van financiële repressie. België is tot nader order een land met een groot spaarsurplus. Alleen al op de Belgische spaarboekjes staat vandaag meer dan 250 miljard euro. De Leterme-bon, uitgegeven in december 2011, werd bijvoorbeeld een groot succes.
Onze staatsschuld wordt natuurlijk ook gefinancierd door buitenlandse geldschieters. Vandaag is ongeveer de helft van de Belgische overheidsschuld in buitenlandse handen. Voor die buitenlandse crediteurs is het dan weer belangrijk dat ze vertrouwen hebben in de terugbetalingscapaciteit van ons land en dus het economische beleid. Over het algemeen geldt dat leningen die het langetermijngroeipotentieel van onze economie gunstig beïnvloeden, zoals infrastructuur of onderwijs en ontwikkeling, positiever worden onthaald.
Schuldenaar versus schuldeiser
Samengevat kunnen we stellen dat de Belgische schuldgraad eerder hoog is in internationale vergelijkingen, maar dat de achterliggende dynamiek op dit moment niet onrustwekkend is. Bovendien spelen de grote binnenlandse spaarmiddelen een stabiliserende rol. Natuurlijk is het van belang dat de staatsschuld niet te ver oploopt. In het slechtst denkbare scenario zou het kunnen leiden tot een volledig verlies van vertrouwen in de solvabiliteit van ons land en in ons financiële systeem.
Buitensporige staatsschuld en inflatie
In een boeiende verzameling teksten uit de jaren twintig en dertig over geld en economie wierp Keynes een verrassend heldere blik op de afbrokkeling van de koopkracht van geld. Volgens de Engelse econoom is dat geen toeval, want er liggen twee krachten aan de basis van het waardeverlies van geld: de armoede van regeringen en de politieke invloed van de schuldenaars. Anders gezegd, een buitensporige staatsschuld in combinatie met de moeilijkheid om ze te laten dragen door de burgers, zet de overheid ertoe aan geld te ontwaarden om de schuldaflossing te verlichten. Keynes vond inflatie onrechtvaardig en deflatie ongepast, waarmee hij wou zeggen dat deflatie het ergst van beide is.