Rechtstreekse UBO
Laten we aannemen dat een maatschap wordt opgericht door vader en moeder, waarna zij 45% van de deelbewijzen (aandelen) schenken aan hun dochter en 45% aan hun zoon, telkens in volle eigendom. Vader en moeder worden aangesteld als zaakvoerders. De statuten zijn zo opgesteld dat de ouders de controle of zeggenschap over de maatschap behouden (bv. door te bepalen dat de zaakvoerders enkel kunnen worden ontslagen met unanimiteit van stemmen).
Dochter en zoon kwalificeren als een UBO van de eerste categorie: zij bezitten elk meer dan 25% van de aandelen.
Vader en moeder bezitten slechts 10% van de aandelen, waardoor zij niet kwalificeren als een UBO van de eerste categorie. Op basis van de statuten beschikken zij echter wel over de zeggenschap over de maatschap, zodat zij kwalificeren als een UBO van de tweede categorie.
Aangezien de UBO van categorie 1 en 2 kan worden geïdentificeerd, moet er niet verder worden onderzocht wie kwalificeert als UBO van de derde categorie.
In de praktijk is het evenwel zo dat de ouders vaak het vruchtgebruik op de geschonken aandelen behouden. De wet bevat echter geen specifieke bepalingen over wie als UBO kwalificeert bij een opsplitsing tussen het vruchtgebruik en de blote eigendom van aandelen. Aangezien het de vruchtgebruiker is die in principe de stemrechten uitoefent, valt te verwachten dat men de vruchtgebruiker als UBO van de eerste categorie moet registreren. De blote eigenaars kunnen echter wel worden geacht een aandeel in het vermogen van de maatschap te bezitten, waardoor ook zij in aanmerking kunnen komen als UBO van de eerste categorie.
Onrechtstreekse UBO
Laten we veronderstellen dat de aandelen van een familiebedrijf (nv) voor 70% in volle eigendom in handen zijn van de ouders (elk voor de helft). De overige 30% wordt in volle eigendom aangehouden door een maatschap, waarvan de zoon 55% en de dochter 45% van de aandelen in volle eigendom aanhouden.
Vader en moeder kwalificeren als een UBO van de eerste categorie: zij bezitten elk meer dan 25% van de aandelen.
De maatschap bezit ook meer dan 25% van de aandelen. De maatschap is echter een vennootschap, waardoor zij niet kan kwalificeren als een UBO. Men moet daarom nagaan welke natuurlijke persoon (alleen of samen met anderen) “zeggenschap” heeft over de maatschap. Die persoon (of personen) wordt dan beschouwd als onrechtstreekse UBO van het familiebedrijf.
De zoon bezit meer dan 50% van de aandelen in de maatschap, zodat hij beschikt over de “zeggenschap” over de maatschap. De zoon kwalificeert dus als onrechtstreekse UBO van het familiebedrijf.
Hoewel de zoon slechts een onrechtstreeks belang van 16,5% in het familiebedrijf heeft (nl. 55% van 30%), wordt hij dus toch als onrechtstreekse UBO beschouwd. Het is dat gewogen percentage dat men zal moeten melden als onrechtstreekse UBO van het familiebedrijf.
Daarnaast zijn zoon en dochter ook een rechtstreekse UBO van de eerste categorie, maar dan van de maatschap zelf. Zij bezitten elk meer dan 25% van de aandelen van de maatschap. De maatschap zal dus ook dat belang moeten melden.
- (Internationale) vzw’s en stichtingen
Voor (internationale) vzw’s en stichtingen worden de volgende personen beschouwd als uiteindelijke begunstigden:
- de leden van de raad van bestuur;
- de personen die zijn gemachtigd de vereniging te vertegenwoordigen;
- de personen belast met het dagelijks bestuur van de (internationale) vereniging of stichting;
- de stichters van een stichting;
- de (categorie van de) natuurlijke personen in wiens hoofdzakelijk belang de (internationale) vzw of stichting werd opgericht of werkzaam is;
- elke andere natuurlijke persoon die via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de (internationale) vereniging of stichting uitoefent.
- Trusts, fiducieën en vergelijkbare juridische entiteiten
Voor trusts, fiducieën en vergelijkbare juridische entiteiten worden de volgende personen beschouwd als uiteindelijke begunstigden:
- de oprichter;
- de fiduciebeheerder(s) of trustee(s);
- de eventuele protector;
- de begunstigden van de fiducie of van de trust;
- de categorie van personen in wier hoofdzakelijk belang de fiducie of de trust werd opgericht of werkzaam is;
- elke andere natuurlijke persoon die omdat hij directe of indirecte eigenaar is of via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de fiducie of de trust uitoefent.
Welke informatie moet worden overgemaakt aan het UBO-register?
De informatie die moet worden meegedeeld over de uiteindelijke begunstigde, is eveneens afhankelijk van de categorie waartoe de informatieplichtige behoort.
Elke informatieplichtige (zoals gezegd, de informatieplichtige is de vennootschap of vergelijkbare juridische entiteit) moet de volgende gegevens meedelen over de uiteindelijke begunstigde:
- geboortedag, -maand en -jaar;
- land van verblijf en volledig verblijfsadres ;
- datum waarop hij uiteindelijke begunstigde van de informatieplichtige is geworden;
- categorie waartoe de UBO behoort;
Voor vennootschappen moet men tevens de aard en de omvang van het belang in de vennootschap meedelen (bv. het percentage van de aandelen of stemrechten). Indien het om een onrechtstreekse UBO gaat, moet ook het aantal tussenpersonen worden gemeld met minstens de volgende gegevens van elke tussenpersoon:
- adres van de maatschappelijke zetel;
Dat geldt ook voor de tussenpersonen die buiten België zijn gevestigd.
Vanaf wanneer geldt deze verplichting?
Het Koninklijk Besluit voorziet dat de gegevens voor de eerste keer uiterlijk op 30 november 2018 moeten worden meegedeeld aan het UBO-register. De FOD Financiën heeft echter aangegeven dat die termijn in de praktijk wordt verlengd tot 31 maart 2019(4).
Om ervoor te zorgen dat de actueelste informatie beschikbaar is, moeten eventuele wijzigingen aan de meegedeelde informatie altijd binnen de maand na de wijziging worden meegedeeld. Daarnaast moet jaarlijks worden bevestigd of de informatie nog actueel is.