I. Ontstaan en oprichting van bancaire stichtingen
Bancaire stichtingen vinden hun oorsprong in de omvorming van financiële instellingen tot filantropische organisaties. Aan het begin van de twintigste eeuw werden banken en spaarinstellingen in veel landen opgericht als een non-profitorganisatie. Hun taak bestond erin spaargelden aan te trekken, kredieten te verstrekken en de winsten te verdelen onder filantropische initiatieven in het lokale netwerk. Na de hervorming van 1990, beter bekend als de ‘Amato-wet’ die tot doel had de Italiaanse banksector te rationaliseren en de fusie van verschillende regionale spaarbanken aan te moedigen, werden de instellingen opgesplitst: in enerzijds commerciële banken, en anderzijds in stichtingen van openbaar nut die de missie om de lokale ontwikkeling te dienen overerfden. Deze stichtingen kregen aandelen in de nieuw opgerichte banken, maar verkochten deze geleidelijk om een autonoom kapitaal op te bouwen en te diversifiëren. Vandaag de dag bezit 80% van deze 86 stichtingen nog slechts 5% van de betrokken bankinstelling. In 2022 werd hun totale kapitaal geraamd op 47 miljard euro. In datzelfde jaar verdeelden ze voor bijna een miljard aan donaties onder 21.000 organisaties.
II. Kenmerken
Bancaire stichtingen zijn uniek omdat ze een dubbele rol spelen:
- Aandeelhoudende stichting: de meerderheid van deze stichtingen is nu minderheidsaandeelhouder (zie artikel over aandeelhoudende stichtingen. Ze spelen een rol in het bestuur en de lokale verankering van de betrokken banken.
- Uitkerende stichting: ze gebruiken hun inkomsten voor filantropische doeleinden gericht op duurzame economische ontwikkeling en maatschappelijke en culturele initiatieven. Zo zijn ze voorbeeldige actoren van regionale ontwikkeling geworden.
Ze houden er bovendien specifieke governanceprincipes en bijzonder statuten op na voor hun financiële beheer: ze kiezen voor voorzichtig vermogensbeheer om de integriteit van het kapitaal te bewaren, strikte ESG-criteria te hanteren en te investeren in projecten en initiatieven die aansluiten bij hun missie, zoals microkredieten. Daarnaast hanteren ze een schuldratio van maximaal 10% en een verbod op investeringen in derivaten. Ze investeren ook maximaal van 30% van hun kapitaal in een groep of individuele onderneming (vandaar de verkoop van aandelen in commerciële banken wanneer deze worden opgericht) en van maximaal 15% in onroerend goed (met uitzondering van onroerend goed van openbaar nut). Ze hanteren ook strikte regels met het oog op stabiele inkomsten op lange termijn, houden er een solide reservefonds op na en volgen het principe van roulerend bestuur.
Hoewel bancaire stichtingen in Europa een minderheid vormen – hun aantal bedraagt net geen 90 bestaande stichtingen -, zijn ze toch onvermijdelijk geworden vanwege de bedragen die ze vertegenwoordigen en hun model van lokale filantropie. De Fondazione Cariplo, de grootste van Italië, heeft een kapitaal van bijna 8 miljard euro en verdeelt gemiddeld 150 miljoen euro per jaar. Het is ook interessant om te zien dat er in Italië grote regionale verschillen zijn, waarbij het noorden rijk is aan stichtingen en het zuiden bijna geen stichtingen heeft. Aangezien stichtingen van vitaal belang zijn voor de lokale derde sector, vormde hun afwezigheid in de armste regio's een sociaal probleem. De bancaire stichtingen van het Noorden besloten daarom hun middelen te bundelen en de "Stichting met het Zuiden" op te richten, die uitsluitend sociale ontwikkeling in deze regio's financiert. Dat solidaire samenwerkingsmodel tussen regio's heeft een impact op de nationale cohesie. De stichting zet zich bijvoorbeeld in om de ongelijkheden in het onderwijs tussen de regio's te verminderen en zo bij te dragen aan de verbetering van het nationale gemiddelde. Conclusie:
Naast hun unieke hun geschiedenis kunnen bancaire stichtingen ook inspireren door hun tweeledige model van bestuur en distributie dat focust op lokale verankering. In dit opzicht zijn ze vergelijkbaar met de modellen van aandeelhoudende stichtingen in Scandinavische landen. Hun evolutie van louter ‘liefdadigheid’ naar initiatieven die de lokale ontwikkeling promoten, zorgt voor een belangrijke impact: in de regio's die kunnen rekenen op een dergelijke speler blijkt dat de sociale en culturele economie een boost krijgt. Die dynamiek is te danken aan de ruggensteun van een grote filantropische financier die voor altijd aanwezig is. En die een essentiële schakel vormt tussen de private en publieke sector om maatschappelijke dysfuncties aan te pakken, middelen te bundelen en te investeren in sociale innovatie, milieu en cultuur. Door hun geschiedenis herinneren ze aan de oorspronkelijke filantropische rol van spaargelden en de toegang tot kredieten voor regionale ontwikkeling. Voor regio's die het geluk hebben om zo'n lokale speler te hebben, is het een zegen en een bron van trots, zo vernemen we van de lokale gemeenschappen.
De Degroof Petercam Foundation interesseert zich voor lokale sociale initiatieven en innovaties in de hele Europese Unie. In het kader van haar DPF Award -programma en om de beste sociale innovaties voor werkgelegenheid te identificeren, werkt de Foundation samen met stichtingen die dankzij hun territoriale actie een echt voorbeeld zijn voor anderen[CL10] . Meerdere bancaire stichtingen in Italië hebben zo een voorbeeldfunctie.
Voor meer informatie over onze Foundation en onze financiële strategie, verwijzen we u graan naar ons Activiteitenverslag 2022.
De Degroof Petercam Foundation bedankt graag professor Gian Paolo Barbetta, hoogleraar aan de katholieke universiteit van Milaan en directeur van het Evaluation Lab van de Fondazione Social Venture, voor zijn bijdrage aan dit artikel.